Geesteswereld in het Shamanisme

Geschreven door Abnaki

Volgens de sjamanen wonen er in de andere wereld goede en kwade geesten. Goede geesten, of hulpgeesten, helpen de sjamaan. Wanneer wordt een geest je hulpgeest? Net zoals bij mensen: als je elkaar aardig vindt. Soms droomt een sjamaan vaak van een beer of een arend. Dan wordt dat zijn helper.
Een sjamaan kan zelf een hulpgeest gaan zoeken in de andere wereld, of de hulpgeest zoekt een sjamaan. Sjamanen hebben altijd een paar hulpgeesten, en elke hulpgeest is goed in een paar dingen. Ze kunnen niet alles. Sommige sjamanen kunnen helpen met huidproblemen, omdat hun hulpgeest een slang is, die zelf verveld en ook de huid van de zieke kan vernieuwen. Andere hulpgeesten kunnen weer andere dingen. Elke sjamaan kan zo een paar verschillende dingen genezen, maar niet alle soorten ziektes.

Omdat de sjamaan de hulpgeesten dicht bij zich wil hebben, zodat ze hem goed kunnen helpen, hangt hij aan zijn kostuum afbeeldingen van de hulpgeesten. Die zijn vaak gemaakt van ijzer.
Normaal zijn geesten bang van ijzer, daarom hangt de sjamaan heel veel ijzer aan zijn kostuum, zodat alle boze geesten bang worden en ervandoor gaan. Het kostuum moet veel lawaai kunnen maken om boze geesten te verjagen. Sjamanen dragen hun sjamaankostuum alleen als ze aan het werk gaan.
De hulpgeesten van de sjamaan zijn niet bang van het kostuum, omdat zij de sjamaan goed kennen, de hulpgeesten zijn aan het geluid van het kostuum gewend. Sommige hulpgeesten hebben twee koppen, omdat zij in twee werelden kunnen kijken, zo kunnen zij tegelijkertijd de gewone wereld en de andere wereld zien.

Om vrienden te blijven met de hulpgeesten geeft de sjamaan ze lekker ruikende rook. Hij brandt kruiden, en de rook is voor de hulpgeesten. Wat in de gewone wereld lekker ruikt, kunnen ze ook in de andere wereld ruiken. Als de sjamaan de kruiden brandt, dan vinden de hulpgeesten dat prettig, ze komen erop af of blijven in de buurt.

De sjamaan aan het werk is dan droomt hij. In een droom gebeuren heel veel dingen die niet kunnen in de gewone wereld, en dat soort dingen doet de sjamaan. De sjamaan zit naast de zieke, en zingt en trommelt. Met zijn ogen dicht, droomt hij. Hij slaapt niet echt, maar is in trance geraakt.
Met zijn ogen zicht ziet hij de zieke ook naast zich, maar net als in een droom. Als de zieke bijvoorbeel buikpijn heeft, roept de sjamaan in de andere wereld misschien zijn hulpgeest de beer. De beer steekt zijn klauwen in de buiik van de zieke, trekt de darmen eruit, kauwt er een tijdje op, om de ziekte uit de darmen te krijgen, en duwt de darmen er dan weer in, schoon gekauwd.

In het echt zou je daarvan dood gaan, maar in de andere wereld kan het, net als in een droom. Als iemand hoofdpijn heeft, slaat de beer het hoofd van de zieke af, wast het schoon in de rivier en zet het er dan weer op. Het gaat altijd weer anders. De sjamaan roept de beer, of een andere helper, en de helper doet het echte werk – de sjamaan niet.